Metz MECABLITZ 50 AF-1 digital Nikon User Manual

Page 80

Advertising
background image

80

ń

10.2 Indirect flitsen met een reflectiekaart

Door indirect te flitsen met de ingebouwde reflectiekaart

ቨ kunnen bij personen

spitslichtjes in de ogen worden verkregen:

• Zwenk de reflectorkop 90° naar boven.
• Trek de reflectiekaart

ቨ samen met de groothoek-

diffusor boven uit de reflectorkop naar voren.

• Houd de reflectiekaart

ቨ vast en schuif de

groothoekdiffusor

ቩ terug in de reflectorkop.

10.3 Dichtbijopnamen / macro-opnamen

In het dichtbijbereik en bij macro-opnamen kan door het parallaxverschil tussen
flitser en objectief onderaan het beeld een schaduwrand ontstaan. Om dit tegen
te gaan kan de hoofdreflector

ቫ met een hoek van -7° naar beneden worden

gezwenkt werden. Druk daarvoor op de ontgrendelknop

ቧ en zwenk de hoof-

dreflector

ቫ naar beneden.

Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten bepaalde minimumafstan-
den aan te houden om overbelichting te vermijden.

De minimale flitsafstand bedraagt ong. 10% van de in het display
aangegeven reikwijdte. Als de reflectorkop naar beneden gezwenkt is
knippert als aanwijzing daarvoor de aanduiding van de reikwijdte.
Let er op dat bij dichtbijopnamen het flitslicht niet door het objectief
afgeschaduwd wordt!

10.4 Meetopslag van de flitsbelichting

Enkele camera’s uit groep E (zie Tabel 1) zijn uitgerust met een geheugen voor
de flitsbelichting (FV-geheugen). Dit wordt door de flitser in de i–TTL– en
i–TTL–BL–flitsfunctie ondersteund. Hiermee kan, voorafgaand aan de eigenlijke
belichting, reeds de dosering voor de navolgende opname worden vastgelegd.
Dit is bijvoorbeeld vooral zinvol als de flitsbelichting afgestemd moet worden op
de reflectie van een bepaalde uitsnede van het onderwerp die niet absoluut
identiek hoeft te zijn aan het gehele onderwerp.
Het activeren van deze functie moet op de camera zelf worden gedaan, bijv. in
een van de instellingen van persoonlijke voorkeuze. Richt het AF-meetveld in de
camera op de uitsnede waarop de flitsbelichting moet worden afgestemd en stel
er op scherp. Door op de AE–L/AF–L–toets op de camera (de benaming kan
per type camera anders zijn) geeft de flitser een testflits af. In de zoeker van de
camera ziet u dan een aanduiding voor de opgeslagen meetwaarde , bijv. ‘EL’.
Met behulp van het gereflecteerde licht van de testflits legt de camera de het
vermogen vast waarmee de dan volgende flitsbelichting plaats moet vinden.
Op het eigenlijke hoofdonderwerp kan dan met het AF-sensormeetveld van de
camera worden scherpgesteld. Nadat u op de ontspanknop van de camera
hebt gedrukt wordt de opname met de eerder bepaalde hoeveelheid flitslicht
gemaakt!

Nadere details met betrekking tot het instellen en het gebruik vindt u in
de gebruiksaanwijzing van de camera!

709 47 0167.A2 50 AF-1 Nikon 27.08.2010 12:54 Uhr Seite 80

Advertising